12 februari 2017

Mensen uit één stuk

Overweging bij de 6e zondag door het jaar (jaar A)

Lezingen: Sirach 15,15-20; Matteüs 5,20-22a.27v.33-34a.37

Als je achter je huis een nieuw schuurtje wil bouwen, dan ga je niet maar in het wilde weg aan de gang. Je gaat eerst meten, je moet je afvragen hoeveel opslagruimte je nodig hebt, welk materiaal het beste gebruikt kan worden en wat de kosten zullen zijn. Kortom: eerst een goed plan maken en dan pas aan de slag. Ieder project, dat een mens aanpakt, begint met een uitgewerkt plan.

Richtingwijzer

Zo'n plan van aanpak wordt vandaag in het Matteüsevangelie uiteengezet door Jezus. In de bekende toespraak op de berg maakt hij zijn voornemens bekend. Of misschien is het juister om te zeggen, dat in de Bergrede de grondwet van het nieuwe Godsvolk wordt bekend gemaakt. Deze grondwet komt niet in plaats van, maar als voltooiing van de wet van Mozes. Jezus wil geen jota aan de wet van Mozes veranderen. Hij wil er wel op een andere, frisse manier mee omgaan. Het gaat hem om het vasthouden aan de oude geboden, maar dan met een vernieuwd elan. Niet de letter van de wet, maar de geest ervan is belangrijk.


Misschien zou het juister zijn om te spreken van richtingwijzer in plaats van wet. Want wanneer we het Hebreeuwse woord Torah vertalen met 'wet', dan doen we eigenlijk geen recht aan de oorspronkelijke betekenis van dat woord. De Torah, samengevat in de Tien Woorden, is eerder bedoeld als een dynamische wegwijzer voor het leven en samenleven van mensen. Het is geen spijkerharde wet. Toch zijn het met name de schriftgeleerden en Farizeeën geweest, die van deze wegwijzer een log en massief stelsel van regeltjes en wetjes hebben gemaakt. De gewone man in die tijd kan er bijna niet meer aan beantwoorden. En precies daarom vindt Jezus het belangrijk, dat de Torah met een vernieuwd elan weer gaat leven in het hart van de mensen.

Het juiste kader

Bij herhaling brengt hij naar voren: 'Jullie hebben gehoord dat er gezegd is, ... maar ik zeg jullie ….' Aan de oude, bekende Tien Woorden voegt Jezus telkens iets toe, dat ons behoorlijk radicaal in de oren klinkt. Om de woorden van Jezus goed te begrijpen, moeten we ze in het juiste kader zetten. En dat kader is: het koninkrijk van God. Daar staat Jezus voor. Het koninkrijk van God lijkt op geen enkel koninkrijk van deze wereld, want er gelden totaal andere omgangsvormen dan in onze wereld. Het is geen rijk in de politieke betekenis van het woord; het is een koninkrijk van de geest. Je kunt erbij horen, omdat je jezelf ermee verbonden voelt op basis van je mentaliteit of je spirituele verlangen. In Gods koninkrijk gaat het in essentie om gerechtigheid. D.w.z. om een eerlijke kans voor ieder mens om zichzelf te zijn en tot zijn recht te komen. Daar is Jezus zo vol van, dat hij geen genoegen neemt met flauwe maatregelen of halfslachtige voornemens. De gerechtigheid in Gods koninkrijk is er geen van 'gij zult niet doden', maar van afzien van iedere vorm van wraak en vergelding.

Eigenlijk moet je zeggen, dat Jezus niet tevreden is met een te gedetailleerde uitleg van de Tien Woorden van Mozes. Al die details verduisteren de essentie ervan. Jezus wil doordringen tot in de kern van de wet van Mozes. Hij wil het hart ervan laten spreken, tot de mensen toen en tot ons. Het lijkt wel, alsof Jezus met zijn radicale woorden van ons vraagt, dat wij volmaakte mensen moeten zijn. Maar het woord 'volmaakt' heeft in de taal van die tijd en die cultuur een andere betekenis dan bij ons. Het betekent niet 'perfect', of 'feilloos'. In de Aramese taal betekent een volmaakt mens zoiets als: een mens uit één stuk, iemand die met heel zijn hart op één doel is gericht. Jezus zoekt dus geen volmaakte volgelingen die nooit in de fout gaan. Hij zoekt mensen die zich ondubbelzinnig en van harte oriënteren op het éne doel: het koninkrijk en zijn gerechtigheid.

Mensen uit één stuk

Jezus vraagt dus niets anders dan wat we ook al gehoord hebben in de eerste lezing: dat mensen zullen kiezen tussen goed en kwaad, tussen leven en dood. Daarmee wordt bedoeld, dat je kunt kiezen om het leven van anderen te behoeden of te bedreigen. Je kunt ervoor kiezen om de menselijke waardigheid, de persoonlijke integriteit van een ander, te beschermen of te schaden. Je kunt ervoor kiezen om je te laten meenemen in een spiraal van halve waarheden en roddel, of juist daar tegenin te gaan. Je voetbalclub kun je steunen als een echte supporter of afbreken als een hooligan. Het leven van andere mensen kun je onmogelijk maken door hun bestaan te negeren.  Of je kunt ervoor kiezen hen de aandacht te geven, die ze werkelijk nodig hebben. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat wij het soort volmaakte mensen proberen te worden, waar Jezus om vraagt. Mensen uit één stuk, mensen met durf. Mensen die zich van harte en ondubbelzinnig richten op dat éne doel: het koninkrijk en zijn gerechtigheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten