Overweging op Stille Zaterdag
Huiskamerviering te Rilland
Lezingen: 1 Tessalonicensen 4,13-18; Johannes 14,1-7
Het is vroeg in de morgen, op een wolkeloze dag tegen het einde van maart. Je bent al buiten, maar het is nog kil en koud. Het belooft een mooie dag te worden, maar of de regen zal wegblijven, is nog onzeker. Je hoopt dat de dag zonovergoten zal zijn, maar of dat ook zo is, moet je afwachten. In die stille verwachting denk je terug aan de dag van gisteren. Niet alleen het weer was onaangenaam en guur. Ook al je bezigheden werden getekend door teleurstelling en alles wat maar kon tegenzitten. Maar misschien wordt het vandaag beter. Je hoopt het. Je bent in stille afwachting.
Zo zijn wij vandaag hier samen, gastvrij ontvangen in deze huiskamer. In stille afwachting bijeen. Want de herinnering aan het gruwelijke lijden van Jezus ligt nog vers in ons geheugen. Het debacle leek compleet. Alles, waarop de hoop van de leerlingen – van ons – op was gevestigd, is compleet de grond in geslagen. Maar toch, vandaag zijn we in stille afwachting van wat gaat komen. We bevinden ons in de tijdsspanne tussen enerzijds mislukking en anderzijds aan de mislukking voorbij. Maar of we werkelijk daar kunnen komen, voorbij aan de mislukking, dat moeten we nog afwachten. We zijn nog niet aangeland bij het lege graf, maar moeten nog wachten en hopen.