10 juli 2016

Kijken, geraakt worden, doen

Overweging bij de 15e zondag door het jaar  (jaar C)

Lezingen: Deuteronomium 30,10-14; Lucas 10,25-37

Als je een nieuwe wasmachine koopt, dan is het altijd weer even wennen om het apparaat te bedienen. Gelukkig zit er over het algemeen een handleiding bij. En als je geluk hebt, dan is hij nog goed leesbaar ook. Maar je moet toch eerst goed kijken, welke knoppen er op de machine zitten, en wat daarover in de handleiding staat. Pas als je goed gekeken hebt, kun je overgaan tot de handeling: de wasmachine in werking stellen. Het begint dus met kijken en het eindigt met doen.

Een mooie straatnaam: de weg van de barmhartigheid (Portugal)
Zo gaat het ook in de parabel, die Jezus vertelt in het evangelie. Tenminste bij de Samaritaan. Het begint met kijken, en het eindigt met doen. Kijken dan wel op een bepaalde manier. Want kijken, dat deden ook de priester en de le­viet. Maar bij hen is dat nog geen aanleiding om tot 'doen' over te gaan. Ze kijken wel, maar in feite 'zien' ze niet werkelijk. Tussen kijken en doen gebeurt nog iets anders. De Samaritaan wordt namelijk geraakt door de belabberde toestand van de man die overvallen is. Dat geraakt worden is essentieel. Juist daardoor gaat de Samaritaan tot actie over. Het gaat erom, dat je je hart laat spreken. Dat is het fundament voor het doen.


Bureaugeleerde

Jezus vertelt dit verhaal aan een wetgeleerde, die wel weet (met zijn hoofd) wat hij moet doen. Hij kent de geboden en weet ze feilloos op te zeggen. God beminnen met alles wat je in je hebt, en je naaste als jezelf. Maar de wetgeleerde is een bureaugeleerde: hij wil de discussie graag op het theoretische vlak houden. Hij is, zo lijkt het, niet erg geïnteresseerd in de praktische uitvoering van deze geboden. Vandaar zijn vraag – opnieuw een theoretische – : 'Wie is dan mijn naaste?' Jezus weigert om zich tot dit theoretische vlak te beperken. Niet de theoretische vraag, maar de concrete situatie bepaalt, wat je moet doen. Zijn verhaal dwingt de wetgeleerde tot een praktische conclusie.

Het trekken van die conclusie leidt bij de wetgeleerde overigens tot een heel zuinig antwoord. Hij krijgt het woord Samaritaan niet over zijn lippen. Dat heeft te maken met de vijandigheid die er bestaat tussen Joden en Samaritanen. De orthodoxe Joden beschouwden de Samaritanen 'als afgescheurden. () Samaritanen vereerden immers JHWH op de berg Gerizim en hadden hun eigen liturgische gebruiken. Joden en Samaritanen leefden op gespannen voet met elkaar' (1). Dat juist zo’n verdr... Samaritaan het beter doet dan hij, een wetgeleerde, dat kan hij moeilijk erkennen. 'Wie van de drie,' vraagt Jezus, 'is de echte naaste van de man die in handen van de rovers is gevallen?' En de wetgeleerde antwoord zuinigjes: 'Die hem barmhartigheid heeft bewezen.'

Kijken en dan doen

Het begint met kijken en het eindigt met doen. En daartussenin zit, dat je je laat raken door de ellende van een ander. Het betekent, dat je kwetsbaar durft te zijn. Maar die kwetsbaarheid is geen zwakheid, het is juist een grote kracht. Die kwetsbaarheid leidt immers tot concreet handelen. Daardoor wordt de half­dode man verzorgd en kan hij zijn leven later misschien weer oppakken. De Sama­ritaan maakt duidelijk, dat ik mijn naaste moet gaan zien: met mijn oog en met mijn binnenste. Ik moet me laten raken door de nood van de mens die een beroep op mij doet. Mijn aandacht wordt door de concrete situatie gericht op mijn naaste, die mijn lotgenoot is. Hij is mijn lotgenoot, omdat het niet alleen hem, maar ook mij had kunnen overkomen.

En in die naaste ontmoet je niet alleen je lotgenoot, maar je ontmoet ook God. 'God bevindt zich op straat. Geen enkele plaats kan heiliger zijn dan de plaats waar de man die door rovers half dood is geslagen, op de bodem ligt en dorst lijdt. Geen woord is vromer dan de zakelijke aanwijzing, () de instructie aan de waard: 'Verzorg hem, en wat je meer uitgeeft, zal ik je betalen als ik terug kom.' De joodse inkleuring van het begrip 'naaste' behoedt ons voor vage mooi­praterij, maar nodigt ons uit tot een nuchtere bezinning op onze eigen verantwoordelijkheid hier en nu voor de mensen wiens lotgenoot ik word.' (2)

In het hart

Die eigen verantwoordelijkheid wordt ons ook aangereikt in de woorden uit de eerste lezing. Trouw blijven aan de voorschriften van het verbond, zegt Mozes, vraagt geen bovenmenselijke inspanning en ligt niet buiten ons bereik. De woorden van het verbond staan niet slechts geschreven op stenen tafels, maar in het hart van mensen. De geboden en de voorschriften van de Thora zijn niet bedoeld als een beklemmend keurslijf, maar als een oriënterende wegwijzer. Het gaat er vooral om, of en hoe dit woord in de praktijk wordt gebracht. En daarom is het niet van belang of je alle voorschriften en wetten uit je hoofd kent (ze moeten immers vooral in je hart zitten). Maar veel belangrijker is, of je vanuit je eigen geweten datgene doet, wat de situatie op dit moment van je vraagt. Belangrijk is, of je de onuitgesproken vraag kunt lezen en verstaan in de ogen van de mens die op jou een beroep doet.

Juist in het Jaar van de Barmhartigheid, dat paus Franciscus heeft uitgeroepen, kunnen wij van dit rake verhaal leren, hoe wij als christenen ons hart kunnen laten spreken. Door aandacht en tijd te hebben voor wie in een verzorgingshuis moet verblijven. Door oog te hebben voor wie niet zo makkelijk kan meekomen in onze samenleving. Door ruimte te maken voor mensen die opgejaagd en weggevlucht zijn van hun onveilige woonplek. Door bewust niet te willen meedoen aan insinuaties, verdachtmakingen, roddelpraat. Barmhartigheid begint wanneer wij ons laten raken in het hart, Daar gaat een grote kracht van uit.

----------

(1) Filip Noël, Lucas, in: E. Eynikel et al. (red.), Internationaal commentaar op de Bijbel, Kampen/Averbode, band 2, 1629
(2) Hein Jan van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, Boxtel/Brugge 1991, 131.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten