Overweging bij de 13e zondag door het jaar (jaar C)
Lezingen: 1 Koningen 19,16b.19-21; Lucas 9,51-62
Als je op vakantie gaat, kun je op verschillende manieren je route afleggen. Er zijn mensen die vooral het einddoel van hun reis voor ogen hebben. Daar willen ze bepaalde dingen gaan zien, en om er te komen moeten ze noodgedwongen de afstand afleggen tussen vertrek en aankomst. Er zijn ook mensen, die het einddoel minder belangrijk vinden dan de weg er naar toe. Ze nemen de tijd om onderweg eens goed rond te kijken. Ze laten op zich inwerken wat er tijdens het reizen allemaal te zien is. Ze laten zich verrassen door wat er op hun weg komt. Ze vinden het reizen zelf belangrijker dan het doel waar ze naar toe gaan. Deze twee manieren van reizen – gericht op het doel of gericht op het reizen zelf – zien we terug in de lezingen van vandaag. Ik denk overigens, dat beide aspecten ertoe doen. Het doel is belangrijk, maar ook de wijze waarop je het doel bereikt.