Overweging op de 4e zondag van Pasen (jaar B)
Lezingen: Handelingen 4,8-12; Johannes 10,11-18
Over enkele weken zullen wij de doden herdenken, die in of door de Tweede Wereldoorlog om het leven zijn gekomen. Mensen die in het verzet hebben gezeten, vele miljoenen joden, zigeuners en homoseksuelen, soldaten van de geallieerde strijdkrachten: zij allen werden herdacht als slachtoffers. Als je wel eens op een oorlogskerkhof bent geweest, en je realiseert je op welke leeftijd de soldaten zijn gesneuveld, dan besef je dat deze jongens nog een heel leven vóór zich hadden. Maar er kwam abrupt een einde aan. Dat zo velen hun leven gegeven hebben, is - als je alleen naar het naakte feit kijkt - een absurd gegeven. Dat zij hun leven hebben gegeven, kan alleen zinvol worden als je bedenkt wat hun strijd heeft opgeleverd. Alleen als je hun offer bekijkt in het kader van de vrijheid, die wij daardoor gewonnen hebben, kan hun dood - pas achteraf - gezien worden als iets dat niet zinloos is geweest. Je kunt niet zeggen: het is zinvol. Je kunt alleen zeggen: het is niet zinloos.